Zo’n 15-16 jaar geleden maakte ik kennis met het fenomeen rentederivaten. Ik was toen CFO bij een zeer groot MKB bedrijf. In eerste instantie kreeg ik een enorme hoeveelheid ISDA documentatie van de bank. Na een beperkte blik in die documenten zag ik enkele ISDA clausules die ik veel te ver vond gaan. Na aandringen van de bank om toch te ondertekenen, liet ik merken dat ik daar geen zin in had. De bank en ik vonden uiteindelijk een compromis in hun veel beperktere Raamovereenkomst Financiële Derivaten (“RFD”). Hierin heb ik toen nog wel enkele wijzigingen aangebracht ter bescherming van mijn werkgever.
Over de noodzaak van die rentederivaten bestond bij mijn geen enkele twijfel. Het aanbieden van een vaste rente in lease producten met een looptijd van 36 tot 60 maanden veroorzaakt een zogenaamd renterisico bij een kortlopende financiering met variabele rente. Deze risico’s kun je naar boven afdekken met rentederivaten maar je mist de winst bij rentedalingen. Rentederivaten zijn dus duidelijk geen verzekeringen.
Feitelijk wissel (= “swap”) je een onzekere, korte en variabele rente om voor een zekere, vaste en langlopende rente. Je kiest dus voor zekerheid omtrent rente% en looptijd. Deze keuze is echter ook een gok met betrekking tot de verwachte toekomstige stand van de rente. Er is dus sprake van gokken en niet van verzekeren.
Zoals altijd gaan dit soort zaken goed totdat het goed fout gaat. Indien de werkelijke rente daalt ten opzichte van een verwachte rentestijging dan is Leiden in last. De werkelijke rentebetalingen blijven dan gelijk en de gemiste rentebaten kunnen enorm oplopen. In het bedrijfsleven moet iemand daar vaak de schuld van krijgen want succes kent vele vaders maar mislukking is een weeskind.
Eerlijk gezegd is het me een raadsel hoe rentederivaten een enorme vlucht hebben kunnen nemen in het MKB. Ik kan me nauwelijks iets anders voorstellen dan dat account managers bij banken deze rentederivaten hebben verkocht als een “verzekering” tegen rentestijgingen zonder de consequenties van rentedalingen (duidelijk) te vermelden.
Ik kan slechts vermoeden dat het ontbreken van CFO’s en financieel directeuren in het kleine(re) MKB er toe heeft geleid dat de beslissing is genomen door niet materie deskundigen. Het verkopen van producten die een bedrijf niet nodig heeft – of die niet passen bij dat bedrijf – kan zeker als een vorm van colportage worden gezien. De Colportagewet uit 1973 is een wet die consumenten (en dus niet bedrijven) beschermt tegen agressieve verkoopmethoden.
Sinds 1 januari 2014 is de algemene zorgplicht van o.a. banken verankerd in de Wet financieel toezicht (Wft). Deze wet is aangenomen als gevolg van “ongelukken” in de financiële sector. Het is dus alleszins redelijk dat ongelukken van voor die wet met terugwerkende kracht onder – de letter of strekking – van die wet vallen.
In essentie gaat het om twee kanten van dezelfde medaille: hebzucht geworteld in onwetendheid. Onwetendheid wordt nu gebruikt c.q. misbruikt om mislukte hebzucht tegen te gaan. Generieke tegemoetkomingen richting het MKB zijn daarom misschien misplaatst. Het MKB verdient echter wel het voordeel van de twijfel ten opzichte van de banken.
0 Comments